Benjamin Clementine interview
// Vogue Man \\

24 oktober 2017

‘Ik ben een zwerver, dat moet ik accepteren’

Met intense optredens en debuutalbum At Least for Now kreeg voormalig straatmuzikant Benjamin Clementine (28) de wereld aan zijn (blote) voeten. I Tell a Fly is het gedurfde vervolg. ‘Ik heb geen zingende helden, het draait om de dichters.’

Dit najaar trekt Clementine met The Wandering Tour over het Europese continent, van Reykjavik tot Moskou. ‘Voor mij houdt het zwerven nooit op,’ zegt hij zachtjes via de krakende telefoonverbinding. ‘Er zijn veel mensen die op dit moment in onzekerheid over de wereld zwerven, wandering and wondering. Ik vond het perfect om de tour zo te noemen.’

Van dakloze straatmuzikant in Parijs tot winnaar van de prijs voor het beste Britse album van 2015 – zijn verhaal is bijna te mooi om waar te zijn. Benjamin Clementine groeit op in arme Noord-Londense immigrantenwijk Edmonton. Aangezien hij met zijn vrouwelijke voorkomen een gemakkelijk doelwit is voor pestkoppen op school, zoekt de stille Benjamin zijn toevlucht in de bibliotheek, waar hij alles leest van Immanuel Kant (‘Ken je hem?’) tot de Bijbel. In muziekwinkels op Denmark Street probeert hij zich bladmuziek eigen te maken. Zonder succes: Clementine speelt nog steeds op gehoor.

Als hij voor alle vakken behalve Engelse literatuur zakt, stopt hij op zestienjarige leeftijd met school. Na een ruzie met zijn strenge, gelovige familie die hem het liefst advocaat ziet worden, belandt Clementine bij een vriend in Camden Town. Hij werkt kort als model voor Abercrombie & Fitch, maar het nieuwe avontuur eindigt zoals het begon: met ontsnappingsdrang.

Naar Parijs
Op zijn negentiende besluit Clementine Londen in te ruilen voor de straten en metrostations van Parijs, waar hij covers speelt voor wisselgeld. Eerst a capella, later met zijn gitaar – van Rehab tot Let’s Get It On, YouTube staat er vol mee. Zodra hij genoeg verdient, verhuist Clementine naar een hostel in Pigalle, de rosse buurt van Parijs. Daar woont hij bijna twee jaar. Praten doet hij zo min mogelijk. Zingen des te meer, zo’n vijf uur per dag. Daarna zwerft hij door de stad, op zoek naar eten.

Clementine wordt langzaam maar zeker een cultfiguur in de Franse hoofdstad. Overdag componeert hij liedjes op een klein keyboard dat hij onder zijn bed verstopt, elke donderdag en vrijdag speelt hij in een Ierse pub. Als zakenman en producer Lionel Bensemoun zich ermee gaat bemoeien in 2012, raakt Clementine’s ontluikende carrière in een stroomversnelling. De Franse pers krijgt de twintiger met de machtige stem, onmogelijk hoge jukbeenderen en imposante fysiek – hij is 1,93 meter lang – in het vizier.

Met een optreden bij Later… with Jools Holland, waar Paul McCartney hem backstage complimenteert, plaveit Clementine de weg naar zijn definitieve doorbraak: debuutalbum At Least For Now. In Frankrijk wint hij er een Victoires de la Musique-award mee, het Franse equivalent van een Grammy. Britse media spreken van een ‘enigmatic new star’ en in november 2015 mag hij in Londen de Mercury Prize in ontvangst nemen. Bij de uitreiking is Clementine in tranen. Hij draagt zijn onverwachte winst op aan de slachtoffers van de aanslag in de Parijse concertzaal Bataclan, precies een week eerder.

Geen zanger
Clementine staat erom bekend dat hij tijdens interviews geïrriteerd kan reageren op al te persoonlijke vragen, terwijl hij in zijn liedjes juist een open boek is. Hij vindt zichzelf in de eerste plaats poëet. Een beetje zelfmythologisering is hem niet vreemd. ‘Ik ben geen zanger,’ zei hij in 2014 tegen de Britse krant The Guardian. ‘Ik ben een expressionist.’ Praten doet Clementine met de dictie van Martin Luther King. Tijdens het telefoongesprek refereert hij voortdurend aan filosofen, wetenschappers en dichters. Zijn muziek leverde hem vergelijkingen op met Nina Simone, Antony Hegarty (ANOHNI) en Jacques Brel, maar over andere muzikanten heeft hij het niet – met uitzondering van de Franse pianist en avantgardecomponist Erik Satie en dichter-zanger Léo Ferré.

Op I Tell a Fly zijn Clementine’s poëtische teksten minder naar binnen gekeerd dan op At Least for Now. Twee jaar leven in New York heeft hem geleerd om voorbij zijn eigen geschiedenis te kijken. ‘Toen ik mijn visum kreeg, stond erop dat ik een ‘alien of extraordinary ability was,’ vertelt Clementine. ‘Naar zo’n omschrijving van mezelf had ik altijd al gezocht.’ Het inspireerde hem om een verhaal te schrijven over twee vliegen die op zoek zijn naar een plek die ze hun thuis kunnen noemen, wetende dat ze die nooit zullen vinden.

De theatrale dramatiek is kenmerkend voor Clementine, als mens en als muzikant. Hij koppelt grote thema’s als de vluchtelingencrisis (God Save the Jungle) en de oorlog in Syrië (Phantom of Aleppoville) aan zijn zelfverkozen identiteit: de onbegrepen vreemdeling zonder vaste grond onder de voeten. Clementine: ‘Ik ben een zwerver, dat moet ik accepteren. Mensen trekken al duizenden en duizenden jaren over deze planeet. Niemand is een immigrant, niemand is een vluchteling. Niet iedereen wil het erkennen, maar uiteindelijk zijn we allemaal zwervers.’

Het valse zelf
Tijdens zijn verblijf in New York, waar hij op zijn schrijfmachine – die hij stevig omarmt op de hoesfoto – de teksten voor I Tell a Fly schreef, heeft Clementine bewondering gekregen voor de Amerikanen. ‘De Amerikaanse Droom bestaat écht,’ zegt hij. ‘Als jij iemand wilt zijn, kun je die persoon worden.’ Zelf wist hij lang niet wat zijn lotsbestemming was. ‘Die ontdekte ik pas nadat ik de tegenslagen van het leven had ervaren. Toen realiseerde ik me: in plaats van te zingen als James Brown, moet ik zingen als Benjamin Clementine. Ik moet vertellen hoe ik tegen tijd, de liefde en actuele gebeurtenissen aankijk.’

Sommige mensen komen nooit tot dit zelfinzicht, volgens Clementine. Hij begint over de Engelse kinderarts en psychoanalyst Donald Winnicott, wiens boeken over de omgang tussen ouders en kinderen hem mateloos interesseren. Winnicott maakte in 1960 onderscheid tussen het ‘ware zelf’, dat bij een gezonde ontwikkeling leidt tot een realistisch zelfbeeld, en het ‘valse zelf’, dat ontstaat door aanpassing aan de wensen en verwachtingen van andere. Clementine: ‘Sommige mensen vinden nooit hun ware zelf. Ze zijn niet eerlijk, en dat is prima. Als jij alleen maar over vrouwen en lust zingt, is dat onderdeel van jouw persoonlijkheid. Een mooie kant is het niet, maar ook dat valse zelf hoort bij wie je bent.’

Vraag hem wie zijn helden zijn en Clementine komt uit bij de ‘echte kunstenaars die trouw aan zichzelf waren’. Hij noemt William Blake (1757-1827) en Charles Baudelaire (1821-1867). ‘Ik heb geen zingende helden,’ zegt hij met klem. ‘Voor mij draait het allemaal om de dichters.’

Van Clichy naar Carnegie
Wie zijn leven van een afstand bekijkt, zou zeggen dat er van de straatmuzikant op Place de Clichy weinig over is. Clementine hoort tegenwoordig thuis in de categorie Carnegie Hall. Na een lange studiodag hoeft hij op het vliegveld niet met normale stervelingen in de rij te staan. Hij weet dat dit niet normaal is. Tegelijkertijd verandert er niets aan zijn manier van denken over wat er werkelijk toe doet. ‘Ik denk dat ik te zeer ben getemd door mijn ervaringen. De dingen waar andere mensen heel veel waarde aan hechten, zeggen mij niets.’ Hij lacht. ‘Behalve respect dan. Dat heb ik eindelijk en daar geniet ik van.’

Het verklaart meteen waarom Clementine het gelukkigst wordt van optreden: tijdens concerten krijgt hij het respect met wagonladingen tegelijk over zich uitgestort. Hij vergelijkt een liveshow met een schilderij en neemt het werk van de door hem bewonderde Franse kunstenaar Magritte als voorbeeld. ‘Je ziet de compositie en de kleuren, maar weet niet hoe hij het heeft gedaan. Hoeveel uren, dagen en gedachten eraan zijn besteed.’

Wat Clementine wil zeggen: kunst maken is tijdrovend gekkenwerk dat niet voor iedereen is weggelegd. ‘Een normaal mens wil gewoon relaxen. Eten, lezen en iemand liefhebben, meer niet. Tegelijkertijd willen we allemaal helden worden. We krijgen kinderen en gaan studeren om te voelen dat we leven en het idee te hebben dat we hier niet voor niets zijn.’

Onesie van Burberry
Voor hem dient zijn kunst dat doel. Hij vindt muziek het beste medium om tot de geest van mensen door te dringen. Toch kijkt Clementine ook verder. Creëren, daar is het hem om te doen. Hij wil in de nabije toekomst terreinen buiten de muziek verkennen om uitdrukking te geven aan zijn artistieke ideeën, al kan hij er nog niets concreets over kwijt.

Dat het iets met mode te maken heeft, is aannemelijk. Clementine kent het belang van visuele communicatie. ‘In de westerse wereld ben je wat je draagt. Daarom vraag ik me altijd af: hoe zorg ik dat mensen geloven wat ik zing?’ Voorheen kwam hij blootsvoets het podium op, zijn bovenlijf gehuld in niets dan een lange jas. ‘Lange jassen begon ik te dragen nadat ik er een vond in een vuilnisbak in Parijs. Het gaf me een beschermd gevoel.’ Nu treedt Clementine op in een onesie van Burberry. Niet heel verrassend: hij speelde sinds 2014 tijdens meerdere modeshows van het Britse merk.

Zou hij zelf wellicht… ‘Zeker. Ik heb alleen de kans nog niet gekregen. Alles komt op het juiste moment. Ik ben heel ambitieus en heb de ideeën. Het gaat er vanzelf een keer van komen. Mijn grootste ambitie is om I Tell a Fly gespeeld te krijgen in theaters. Om daar te kunnen optreden, moeten mensen kostuums hebben. Ik  ben aan het nadenken over kleding die de muziek recht doet.’

Voorlopig zijn het slechts mijmeringen. Clementine ziet wel wat er gebeurt. Zeker is dat hem een tour te wachten staat die hem maandenlang van huis houdt. Zoals het een echte zwerver betaamt.

Dit verhaal is gepubliceerd in Vogue Man Nederland, najaar/winter 2017.