Dirty Projectors interview
// OOR \\

21 februari 2017

De interne wereld van Dirty Projectors

Met het woord ‘meesterwerk’ kun je niet voorzichtig genoeg zijn, maar in het geval van Dirty Projectors mag je er gerust een uitroepteken achter zetten. Na het stranden van zijn relatie ontmantelde David Longstreth zijn band om een ingenieus nieuw geluid in elkaar te schroeven. Het resultaat is een break-up album van de buitencategorie, met achter elke noot een verrassing. ‘Kendrick is een rapgod.’

(Foto homepage: Frank Rothenberg)

David Longstreth hangt onderuit in een grote leren fauteuil in de minibibliotheek van het Lloyd Hotel, een indrukwekkend grote sjaal om zijn nek geslagen. De voor zijn doen zwaar bebaarde Amerikaan is herstellende van een sinusinfectie en nog aan het bijkomen van de jetlag die hij overhield aan zijn eerste trans-Atlantische vlucht in jaren. Vóór Londen, Parijs en Amsterdam was ‘Dave’ drie (pers)dagen in New York en een dag in Washington D.C. om bij de Woman’s March te kunnen zijn. Hij is er nog vol van. ‘Het voelde als het begin van iets. Honderdduizenden mensen die vreedzaam samenkomen, zonder ook maar één arrestatie, om te zeggen: fuck this! De uitdaging is nu om dat indrukwekkende collectieve gevoel te vertalen naar coherente politieke actie, en dat te blijven doen. Want zoals het nu gaat kan het niet langer.’

Longstreth is intelligent en een man van breedsprakige antwoorden. Soms haperen zijn zinnen, niet omdat hij niet weet wat hij moet zeggen, maar omdat hij heel veel dingen tegelijk wil zeggen. Zijn bezorgdheid is oprecht, geen interessantdoenerij. ‘Het is een opluchting dat zoveel mensen hetzelfde voelen. The power of the people! Tegelijkertijd vind ik het zenuwslopend om te zien hoe de digitale cultuur ons uit elkaar drijft. Ik en iedereen in mijn bubbel heeft dezelfde opvattingen, maar er is een misschien nog wel grotere bubbel met mensen die het tegenovergestelde denken. Ze hebben hun eigen verhalen, hun eigen platforms, zelfs hun eigen set aan feiten en statistieken. Dat kan ontmoedigend werken, maar de March voelde als een sterk tegengeluid: we zijn met velen en de wereld is géén zieke, kwaadaardige plek.’

Als ik vraag of we dit nodig hadden, schiet Longstreth een beetje in de verdediging. ‘Ik wil niet dat we ons dit persoonlijk aantrekken als in: wat heerlijk, dat had ik echt even nodig.’ Wat ik bedoelde met ‘dit’ was natuurlijk niet een gezellig dagje uit, maar het herstellen van het gemeenschapsgevoel dat door het individualisme dat het digitale tijdperk teweegbrengt op de achtergrond is geraakt. Daar kan hij het alleen maar roerend mee eens zijn. ‘Ongelofelijk om ‘s nachts in de krant te lezen over de marsen in Amsterdam, Londen, Sydney – overal ter wereld. Het beeld van die saamhorigheid moeten we zien vast te houden: wij, de mensen van de wereld, zijn niet alleen. We moeten vechten. Misschien komt er ooit wel een moment dat we echt moeten vechten.’

Op Dirty Projectors is van politieke statements geen sprake. Het is een duizelingwekkend productioneel meesterwerk waarop negen songs verbonden worden door het verdriet over een gestrande relatie. Zelfbenoemd dagdromer Longstreth noemt het ‘een interne wereld’ en bestrijdt de suggestie dat alles wat hij zingt waar is. ‘Dit is niet de realiteit. Dit is geen journalistiek. Ik ben een fucking songwriter en het enige doel van het album is om een emotionele staat van zijn te creëren. Muziek gaat niet over de objectieve waarheid, maar over gevoel. Liedjes zijn gewoon een heel goed middel om een subjectieve waarheid over te brengen.’

Om ons toch even tot de objectieve waarheid te beperken: de afgelopen jaren waren een emotionele puinhoop voor Longstreth. Zijn relatie met Dirty Projectors-zangeres Amber Coffman, te zien op de hoes van vorige plaat Swing Lo Magellan (2012), liep op de klippen en het tourleven eiste zijn tol in de vorm van een writer’s block. Genoeg om iemand die muziek door zijn aderen heeft stromen te reduceren tot een depressief hoopje mens. Toch wist hij het voor elkaar te krijgen om de brug van Rihanna’s FourFiveSeconds te schrijven en als producer betrokken te zijn bij Solange’s A Seat At The Table, Bombino’s Azel en, jawel, Amber Coffmans solodebuut City Of No Reply. In zijn ‘staat van persoonlijke wanhoop’ vond Longstreth vooral houvast in Good Kid, M.A.A.D. City, Yeezus, Nothing Was The Same en Beyoncé: ‘Die platen overdonderden me door hun diepgang, meesterschap en nieuwigheid.’ Als ik laat vallen dat hij in het eerste nummer van Dirty Projectors klinkt als Kendrick, haast de Yale-alumnus zich te zeggen dat hij geen rapper is en dat Lil Wayne waarschijnlijk beter gitaar speelt dan hijzelf kan rappen. In dezelfde adem geeft Longstreth toe op zijn vijfendertigste weinig last te hebben van faalangst. ‘Iets nieuws proberen en het risico lopen dat het wack is, daar ben ik oké mee. Als er een oppervlakkige gelijkenis met Kendrick zit in de cadans van Keep Your Name, dan schaam ik me daar niet voor. Hij is een rapgod. Zijn storytelling, zijn techniek, zijn rhymes en de kwaliteit en het bereik van zijn stem zijn geweldig. En dan heb ik het nog niet eens over wat je heel nerdy zijn ‘ethische kern’ zou kunnen noemen.’

Lees de rest van het interview op Blendle.