7 december 2019
Zijn we nog wel blij met onszelf?
Het neoliberalisme verhief zelfredzaamheid tot de ultieme deugd en de technologisering maakte ons mobieler en vrijer dan ooit. Toch kampen veel mensen met onzekerheid, stress en eenzaamheid. Heeft het onverzadigbare ego zijn langste tijd gehad?
Met medewerking van Niels Springveld
In het leven van de moderne westerse mens is vrijwel alles on demand beschikbaar: eten, kleding, vervoer, vermaak, dates, yogalessen. Vrije tijd is het afgelopen decennium letterlijk vrije tijd geworden. Er groeit een generatie op die thuisbezorgde boodschappen, een oneindige hoeveelheid televisieseries en constante verbondenheid via smartphones de gewoonste zaken van de wereld vindt.
Een van de meest prangende vragen van onze tijd is wat de comfortabele ik-cultuur met onze binnenwereld doet. Verwarren we gemak met geluk? Weegt de zucht naar zelfstandigheid en keuzevrijheid op tegen de onzekerheid en stress die daar het bijproduct van zijn? Verzwakken we niet zowel ons collectieve als individuele afweersysteem door het ego op het schild te hijsen? En algemener: wat blijft er over van de gemeenschapszin als de noodzaak tot samenwerking voor het creëren van welvaart, kennis en status vervaagt?
Vloeibare tijden
In een prestatiemaatschappij als de onze verliest zelftwijfel het maar al te vaak van zelfverheerlijking – publiekelijk althans, want het fundament onder de egotripperij is niet zelden broos. Voor een goed begrip van de uitdaging waarvoor de eenentwintigste-eeuwse mens zichzelf gesteld ziet, biedt het begrip ‘vloeibare moderniteit’ van Zygmunt Bauman (1925-2017) houvast. In zijn boek Liquid Modernity (2000) redeneerde de Pools-Britse socioloog en filosoof, zelfverklaard pessimist op de korte termijn en optimist op de lange termijn, dat de moderne mens in toenemende mate op zichzelf is aangewezen. De mogelijkheid om op elk gewenst moment van woonplaats, baan, partner en politieke of religieuze overtuiging te wisselen, maakt zijn bestaan en identiteit vloeibaar.
Volgens Bauman leggen traditionele patronen het af tegen een geïndividualiseerde maakbaarheid, met alle praktische en psychologische gevolgen van dien. Nomadisme – letterlijk in de vorm van reizen, figuurlijk in de vorm van een aaneenschakeling van tijdelijke verbintenissen – bevrijdt de moderne mens van morele verplichtingen, maar maakt hem tegelijkertijd angstiger, eenzamer en minder geworteld. Het ‘ik’ is continu op drift, als een toerist in eigen leven.
Baumans analyse bleek een voorafschaduwing van een trend die vleugels kreeg met de intrede van de smartphone – de eerste iPhone kwam in 2007 op de markt – en de onstuitbare opmars van sociale media. Platforms als Hyves, Facebook, Twitter en Instagram stelden gebruikers in staat om hun online identiteit naar eigen inzicht vorm te geven en publiekelijk tentoon te stellen. Plotseling kon iedereen met een internetverbinding een persoonlijk pr-kanaal op poten zetten. De keerzijde van die vrijheid kwam geleidelijk aan de oppervlakte. Waar gezellig contact met vrienden en kennissen in de begindagen voorop stond, voeren commercie en tenenkrommend massanarcisme tegenwoordig de boventoon. Sociale media bleken niet alleen handig om oud-klasgenoten een vriendenverzoek te sturen, maar ook om prestaties op te pompen en foto’s op te poetsen met behulp van flatterende filters.
De consequenties zijn evident: vertekende zelfbeelden, irreële verwachtingspatronen en onevenredig veel aandacht voor aandachtverslaafde schreeuwers. De streaker die tijdens de Champions League-finale van 2019 tussen Tottenham Hotspur en Liverpool in stringbadpak naar de middenstip sprintte, was geen radicale klimaatactivist of voorvechtster van dierenrechten, maar het 22-jarige Instagram-model Kinsey Wolanski, die reclame maakte voor de pornografische website van haar vriendje. Binnen een dag had de Amerikaanse er twee miljoen volgers bij (waarna haar account werd verwijderd). Wolanski’s motivatie om halfnaakt en onder het oog van miljoenen tv-kijkers het veld op te rennen? In haar eigen woorden: “Life is for living, do crazy things that you will remember forever.” Het leven gereduceerd tot prank.
Verheerlijking van het ego
De Amerikaanse schrijver en New York Times-columnist Richard Brooks constateerde dat sociale media en het vrijemarktkapitalisme een groot aandeel hebben in de almaar toenemende verheerlijking van het ego. Al dat ‘zelfisme’ leidt volgens hem onherroepelijk tot gevoelens van eenzaamheid en zinloosheid. In zijn boek The Second Mountain: The Quest for a Moral Life (2019) gebruikt Brooks de term ‘Instagram-leven’: hoppen van ervaring naar ervaring, en ondertussen je persoonlijke geluksmomenten en professionele wapenfeiten zo gepolijst mogelijk delen met de buitenwereld in de hoop op bewondering en schouderklopjes in de vorm van hartjes, likes en comments. Maar zelfs als het harde werken aan imago en cv wordt beloond met erkenning, zelfs als de top van de ego-berg wordt bereikt, dreigt de leegte.
Dit is waar Brooks’ ‘tweede berg’ in het spel komt. Daarop draait het niet om jezelf, maar om anderen. In het streven naar een duurzame staat van ‘vreugde’ (joy), dat hij onderscheidt en loskoppelt van het tijdelijke en meer egoïstisch gemotiveerde ‘geluk’ (happiness), leggen oppervlakkige esthetiek en (professionele) bewijsdrang het af tegen langdurige en betekenisvolle verbintenissen.
Zijn boodschap: we moeten in relaties investeren in plaats van ze uit te hollen, een roeping nastreven in plaats van domweg carrière maken, vasthouden aan een religieuze of filosofische overtuiging in plaats van vrijblijvend te shoppen bij verschillende spirituele stromingen.
Ligt voor de hand, niet? Brooks raad voor een ‘moreel leven’ doet oubollig aan, maar is blijkbaar nodig. De westerse mens heeft over materiële welvaart niet te klagen en loopt toch steeds vaker tegen de beperkingen van zijn mentale en fysieke weerbaarheid aan. Depressies, burn-outs en eenzaamheid zijn aan de orde van de dag, psychologen en psychiaters draaien overuren om onze overprikkelde breinen op te lappen middels psychotherapie, mindfulness-oefeningen en EMDR.
Logisch. Het mensenlichaam is anno 2019 niet zo gek veel geavanceerder dan duizenden jaren geleden, toen het energieverhogende stresshormoon cortisol nog van pas kwam in acute vecht-of-vluchtsituaties. “Verandering is altijd stressvol en de hectische wereld van de eenentwintigste eeuw heeft een wereldwijde stressepidemie veroorzaakt,” schreef de Israëlische historicus en futuroloog Yuval Noah Harari in 21 lessen voor de 21ste eeuw (2018). “Waarschijnlijk zullen we veel effectievere stressverlagende technieken nodig hebben – variërend van meditatie en neurofeedback tot medicatie – om het sapiensbrein niet te laten overkoken.”
Waar Richard Brooks terecht op aanstuurt is een behandeling van de kwaal, de oorzaken van onze uitdijende verzameling welvaartsziektes, in plaats van de symptomen. Het gros van de mensen weet immers best dat het niet gezond is om gemiddeld negen uur per dag te zitten en een groot deel daarvan naar een scherm te staren. Het is algemeen bekend dat de constante afleiding die de smartphone biedt desastreuze gevolgen heeft voor het concentratievermogen. Als we dit allemaal snappen, waarom doen we er dan niks aan?
Een deel van het antwoord op die vraag zal liggen in de verlammende werking die van leven in (relatieve) luxe uitgaat. Het is moeilijk om de verleiding van 24-uurs verbondenheid en de onmiddellijke bevrediging van vrijwel elk mogelijk verlangen te weerstaan. Dankzij technologie hebben we de wereld letterlijk onder de duim, maar tegelijkertijd verandert die wereld in zo’n hoog tempo dat hij ons door de vingers dreigt te glippen. Hetzelfde geldt voor het ego: alle puzzelstukjes liggen op tafel om er een prachtig, veelkleurig kunstwerk van te maken, maar de overdaad aan opties leidt niet zelden tot een onsamenhangend ‘ik’.
De mens als miniatuurbedrijf
Het huidige hyperindividualisme manifesteert zich ook op de arbeidsmarkt. Om niet hopeloos achterop te raken moeten werknemers altijd leergierig zijn, zichzelf kunnen verkopen en meteen in de startblokken staan als zich een nieuwe ‘kans’ of ‘uitdaging’ aandient. Langer dan een paar jaar voor dezelfde baas werken is eerder uitzondering dan regel en de groep mensen met een ‘flexibele arbeidsrelatie’ (zoals het CBS het noemt) dijt steeds verder uit. Op dit moment werkt een derde van de Nederlanders zonder vast contract: 21.7% heeft een tijdelijk dienstverband, 12.5% is ZZP’er.
Wat voor die laatste groep letterlijk het geval is, geldt net zo goed voor de flexwerker en de werknemer in vaste dienst: de moderne mens is een miniatuurbedrijf, een merk dat onafgebroken ‘investeerders’ moet aantrekken om zijn marktwaarde te bewijzen en waar mogelijk te vergroten. Eigenbelang overtroeft daarbij het maatschappelijk belang (al schieten de sociale ondernemingen als paddestoelen uit de grond). Het appèl op de verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van het individu vereist een dosis buigzaamheid en weerstand tegen psychische druk die niet iedere flexmens bezit.
Volgens de Amerikaanse socioloog Richard Sennett pleegt de permanente onzekerheid die met het ‘flexibele kapitalisme’ gepaard gaat roofbouw op onze karakters. In een interview met De Volkskrant stelde Sennett in 2017 dat mensen een traject voor zich willen zien. “Ze hebben een verhaal nodig over hun werkende leven. Iets waarop ze achteraf tevreden kunnen terugkijken: dit heb ik door hard werken stapje voor stapje bereikt, en mijn kinderen zullen het op hun beurt nog beter krijgen. Zo creëren we zin. Het flexibele kapitalisme maakt zo’n langetermijnplanning onmogelijk.” Orde en stabiliteit behoren tot de menselijke basisbehoeften, aldus Sennett. “Het [is een] misverstand dat mensen voldoende hebben aan zichzelf. Dat ze niets of niemand buiten zichzelf nodig hebben om zich op te oriënteren.”
In zijn boek Together: The Rituals, Pleasures, and Politics of Cooperation (2012) betoogt de socioloog dat het neoliberale kapitalisme ons vermogen om goed en langdurig met anderen samen te leven heeft aangetast. Kille marktmechanismen en het ontbreken van een betekenisvol verhaal reduceren de flexmens tot een egoïstische homo economicus.
Buigen of barsten
Wat nu als het ego niet meebuigt maar barst, zoals steeds vaker gebeurt? Het is de paradox van het ieder-voor-zichkapitalisme: de hedendaagse mens kan met behulp van een onuitputtelijk keuzemenu zijn eigen geluk vormgeven en wordt op alle mogelijke manieren aangemoedigd om toch vooral ‘zichzelf te zijn’, maar tegelijkertijd laat al dat navelstaren steeds meer ego’s duizelig en gedesoriënteerd achter. Hoe dringender het beroep op zelfredzaamheid, flexibiliteit en stressbestendigheid, hoe groter de kans op een implosie.
Het is de vraag hoe de jongste generatie met deze schijnbare tegenstelling om zal gaan. Inmiddels leven we in een wereld waarin kinderen niet meer massaal prinses of profvoetballer willen worden, maar YouTuber of ‘influencer’ – iemand met een groot online bereik die in ruil voor geld of gratis spullen overenthousiast allerlei producten aanprijst. Het doel: volgers verleiden tot consumeren. In de meeste gevallen is de betrokkenheid bij het aangeprezen product gering of volledig afwezig; de succesvolle influencer excelleert in zakelijke transacties vermomd als vriendendienst.
Een groot deel van de fans van nationale vlogberoemdheden als Enzo Knol en Monica Geuze en internationale internetsterren als PewDiePie en Kylie Jenner zijn jong en beïnvloedbaar. Zij doen wat kinderen doen: hun idolen imiteren. “Vond je deze video leuk, klik op het duimpje en vergeet niet om je te abonneren op mijn kanaal!”
Het cultiveren van een online persona, met alle (zelf)vleierij, emoji’s en poses die daarbij horen, heeft sinds de opkomst van de smartphone en sociale media razendsnel terrein gewonnen op het aangaan en onderhouden van relaties in de fysieke wereld – en niet alleen onder jongeren. ‘Wat heeft de wereld mij te bieden?’ gaat voor ‘Wat heb ik de wereld te bieden?’ Het einde van de ego-inflatie lijkt nog lang niet in zicht, hoe hard de alarmbellen ook rinkelen ten gevolge van de stressepidemie, de toenemende eenzaamheid en de klimaatcrisis die particuliere obsessies degradeert tot kosmische pietluttigheden.
Vast staat dat de almaar toenemende aandacht voor de onontkoombare keerzijde van het neoliberale kapitalistische systeem het collectieve onbehagen voedt. Als steeds meer individuen een hoge psychische prijs moeten betalen in naam van hun prestatiegedreven ego’s, zal de groep mensen die zijn vraagtekens zet bij het systeem dat aan die ontwikkeling ten grondslag ligt gestaag groeien. Maar hoe verleidelijk ook, ‘het systeem’ de schuld geven heeft weinig zin. Maatschappelijke veranderingen komen niet zomaar tot stand. Ze vereisen een momentum dat alleen kan ontstaan als genoeg individuen die verandering op een proactieve manier omarmen en propageren.
Zo bezien is het ego behalve een valkuil ook een vangnet. Ieder mens staat voor de keuze: louter investeren in zijn eigen voorspoed en aanzien, of kiezen voor wat rechtvaardig en goed is zonder over de beloning na te denken – kiezen voor een altruïstisch ego. Dat laatste vereist een kolossale hoeveelheid discipline en zelfbeheersing, maar lijkt de enige manier om de psychologische, morele en ecologische crises van onze tijd te vertragen en het hyperindividualisme een halt toe te roepen. Mocht je voor een lastige beslissing staan, hoe groot of klein ook, redeneer dan eerst eens vanuit de wereld, vanuit de samenleving waar je bij hoort, vanuit de ander. Je zult zien: het goede doen is gemakkelijker dan het lijkt.