Bright Eyes interview
// OOR \\

1 juni 2011

Het Amerika van Bright Eyes

Ook Conor Oberst had in 2008 zijn hoop op Barack Obama gevestigd. Drie jaar later is er van de euforie van destijds weinig over: onder druk van de economische crisis laat conservatief Amerika zijn ware gezicht zien. Tot ongenoegen van Oberst. ‘Het frustreert me dat we geen meter vooruitkomen, dat de geschiedenis zich steeds herhaalt.’

WIE GOED KIJKT MERKT: Conor Oberst (31) is een open boek. Gaat het gesprek over onrecht, discriminatie en onmacht, dan lichten zijn ogen op en gaat hij voorover zitten. Zijn grote pupillen boren zich in de jouwe. Het is een blik die past bij de manier waarop hij zich uitdrukt: intelligent en met overtuiging.

Als Oberst niet aan het woord is – wat zelden voorkomt – dan zit hij gebiologeerd de door OOR meegebrachte kaart van de Verenigde Staten te bestuderen. Want daar gaat het gesprek over: het Amerika van Bright Eyes. Met speciale aandacht voor SB 1070, een omstreden wet in de staat Arizona die ordehandhavers het recht geeft om iedereen aan te houden die mogelijk illegaal in het land is. Noodzaak volgens voorstanders, een aanmoediging voor ‘raciale profilering’ zeggen tegenstanders.

HET HOOFDKWARTIER VAN Bright Eyes bevindt zich in Omaha, Nebraska. Gitarist/producer Mike Mogis woont er met zijn gezin, Oberst – die zichzelf al jaren een New Yorker mag noemen – groeide er op. Samen zijn ze eigenaar van de ARC Studios, waar het laatste Bright Eyes-album The People’s Key opgenomen werd. Toetsenist/trompettist Nate Walcott woont 2500 kilometer verderop, in Los Angeles.
Wat voor soort stad is Omaha?

Oberst: ‘Een non-descripte, middelgrote, Midwestern stad. Chicago in het klein. Conservatief. Ik ben dan wel in Omaha opgegroeid, maar het is geen plek die ik mensen zou aanbevelen.’
Mogis: ‘Het is een goede plek om te werken. Er zijn geen afleidingen en het is goedkoop. Ik kan me volledig op mijn werk focussen, op het maken van muziek.’
Hoe werkt jullie co-eigenaarschap?
Mogis: ‘De studio, een non-profit organisatie, geeft ons de vrijheid om albums te maken en daar zoveel tijd aan te besteden als we willen. The People’s Key is de eerste plaat die zo tot stand is gekomen. De studio is een goede investering geweest, een investering in onszelf. Door verhuur kunnen we quitte spelen.’

Vorig jaar juli hebben jullie samengewerkt met de American Civil Liberties Union (ACLU) en een concert gegeven in Omaha. Waarom?

Oberst: ‘Ze proberen SB 1070 te kopiëren in andere delen van het land, onder andere in Fremont, een klein stadje bij Omaha. Veel Mexicanen werken daar in de vleesverwerking. De blanken zijn bang voor de Mexicanen. Het zijn racisten die er een wet doorheen willen drukken die het voor migranten moeilijk maakt om in Fremont te wonen en werken.’

Hebben ze Fremont gekozen om een voorbeeld te stellen?

‘Ja, precies. Zodra het immigratiedebat op federaal niveau gevoerd gaat worden, kunnen ze naar voorbeelden als deze wijzen. De wet is lachwekkend. Er is een clausule in opgenomen die zegt dat bepaalde werkzaamheden zoals schoonmaken en het gras maaien niet onder de wet vallen. Met ons concert hebben we geld opgehaald voor ACLU’s rechtszaak tegen Fremont. De ironie is dat de stad door het aannemen van deze wet failliet kan gaan, want ze hebben helemaal niet genoeg geld om zich te verdedigen in de rechtbank. Wij hadden 50.000 dollar opgehaald, zij 400. In andere staten worden gelijksoortige wetten aangenomen. Het wordt steeds erger. In Arizona kunnen ze veel elementen van de wet niet implementeren omdat burgerrechtenorganisaties zich ermee bemoeien. Waarschijnlijk wordt het pleit uiteindelijk beslecht voor de Hoge Raad. Het wrange is dat een groot deel van de bevolking zich tot die dag gedemoniseerd zal voelen en dagelijks beroofd worden van een zorgeloos leven.’

Welk gevoel overheerste toen jullie voor het eerst van de wet hoorde?

Mogis: ‘Woede en teleurstelling. We leven toch niet in de jaren vijftig?’

Oberst: ‘Ik schaam me om uit een land te komen waar mensen zo denken. Het probleem is dat men zich in tijden van economische crisis het eerst op de meest kwetsbare groep richt. Dat is wat mensen die boos, bang en blut zijn doen: mikken op een groep die zichzelf niet kan verdedigen. Het frustreert me dat we geen meter vooruitkomen, dat de geschiedenis zich steeds herhaalt.’

IN 2010 SLOOT BRIGHT EYES zich aan bij The Sound Strike, het artiestenprotest tegen de ontwikkelingen in Arizona. Het nummer dat de band uitbracht als steunbetuiging, Coyote Song, was het eerste Bright Eyes-nummer in jaren.
Waarom haalden jullie de naam Bright Eyes weer van stal?
Oberst: ‘In zo’n situatie wil je zoveel mogelijk geld ophalen en zoveel mogelijk persaandacht genereren. De naam Bright Eyes heeft nu eenmaal meer impact dan mijn eigen naam. Wat mensen zich vaak niet realiseren is dat The Sound Strike onderdeel is van een veel grotere boycot. De conventie-industrie, een van de grootste industrieën in Phoenix [hoofdstad van Arizona], is bijvoorbeeld honderden miljoenen dollars misgelopen door gecancelde conventies. Ik hoor mensen steeds zeggen: je denkt toch niet dat er iets veranderd omdat jullie weigeren op te treden in Arizona? Maar dat gaat het helemaal niet om. Het gaat om de boodschap. We moedigen mensen aan om vooral niet naar Arizona te gaan en er geen geld uit te geven, omdat de denktrant van de wetgevers inhumaan is. De enige manier om ze te raken is door ze datgene te ontnemen waar ze de meeste waarde aan hechten: geld, macht en de grip op hun vermeende werkelijkheid. The Sound Strike is misschien geen perfect protest, maar je moet ergens beginnen. Het is in ieder geval beter dan er alleen maar over praten en zeuren.’

Is er een manier om zulke fanatici met hun eigen gedrag te confronteren?
‘Van deze mensen kun je het niet winnen, maar politieke beslissingen hangen vaak af van de grote groep zwevende kiezers. It’s the middle that matters. Links en rechts zullen er altijd zijn, maar het midden bepaalt wie de verkiezingen wint. Die mensen zijn beïnvloedbaar, zolang je je boodschap maar op een goede manier overbrengt. Waar ze in Arizona van de immigranten een identiteitsloze massa probeert te maken, proberen wij ze juist een gezicht te geven zodat mensen zich de impact van de wet beseffen.’

JE WOONT AL JAREN in New York. Hoe is het leven daar veranderd?
Oberst: ‘De eerste paar jaar in New York heb ik heel intens beleefd. Als een soort huwelijksreis. Ik houd nog steeds heel veel van de stad. In het perspectief van wat we net besproken hebben, denk ik dat het de enige plek is waar mensen van alle soorten en maten kunnen samenleven. Het zal mensen een zorg zijn wie je bent, waar je vandaan komt, wat voor accent je hebt, met wie je seks hebt. Wat je voorkeuren ook zijn, er is plek voor je in New York. Dat is één van de belangrijkste redenen waarom ik er graag terug kom: om me minder gek te voelen. Als ik lang in Omaha ben, heb ik veel sterker het gevoel een buitenstaander te zijn.’

Drie jaar geleden keek de hele wereld naar de VS: Barack Obama werd president. Wat is er over van de ‘hoop’ van toen?

‘Van het gevoel dat ik toen had, is weinig over. Ik heb in Obama’s naam shows gedaan en hem zoveel geld gegeven als je een presidentskandidaat kunt schenken. Daar heb ik absoluut geen spijt van, want wat was het alternatief? McCain en Palin – are you kidding me? We zijn zo naïef geweest om te denken dat Obama wel eens even fundamenteel het systeem zou kunnen hervormen. Maar zo werkt de overheid niet. De president is geen dictator. Zolang financieel gewin aan de basis staat van onze manier van beleid maken, maakt het helaas niet zoveel uit op wie je stemt. They need to take the money out.

Nog vier jaar Obama?

‘Ik denk dat Obama van democratische zijde geen tegenkandidaat zal hebben. De republikeinen zullen waarschijnlijk weer een idioot als McCain naar voren schuiven. Ik weet niet of ik weer zo persoonlijk betrokken zal zijn als de vorige keer – dat waren speciale omstandigheden. Ik was een true believer. Het gevaar is dat je op den duur gedesillusioneerd raakt, maar ik zal altijd blijven stemmen. Je moet deelnemen aan het systeem, anders heb je geen recht van spreken.’