Plastic: wat doen we eraan?
// Dirty Science \\

20 december 2018

De kwestie plastic: Hoe groot is het probleem en wat doen we eraan?

Plastic is here to stay – of toch niet? De energietransitie laat zien dat het kán, een mondiale revolutie in denken en doen. Pioniers als Boyan Slat van The Ocean Cleanup proberen het tij te keren, overheden en multinationals gaan langzaam overstag. Samen op weg naar het nieuwe normaal.

(Foto op homepage: The Ocean Cleanup)

Sommige problemen zijn zo groot dat goede bedoelingen geen schijn van kans maken. Heeft het zin om braaf je afval te scheiden als Coca-Cola jaarlijks 128 miljard plastic flessen produceert? Zet het zoden aan de dijk als de EkoPlaza in Amsterdam-West een ‘plastic free aisle’ introduceert?

De feiten rechtvaardigen pessimisme. Sinds de massaproductie rond de Tweede Wereldoorlog op gang kwam, heeft de mensheid naar schatting meer dan acht biljoen kilo – dat zijn twaalf nullen en 150.000 Titanics – plastic gefabriceerd. Daarvan is momenteel zo’n 30 procent in gebruik. Van de rest van het tussen 1950 en 2015 geproduceerde plastic is 9 procent gerecycled (bijna altijd eenmalig), werd 12 procent verbrand en kwam 79 procent op een stortplaats of in de vrije natuur terecht. Als de huidige trend zich voortzet, tikken we in 2050 de 12 biljoen aan en bevat de zee, echt waar, meer plastic dan vis.

Dagelijks vinden miljoenen bakjes, bekers, flesjes en doppen, het equivalent van een volle vuilniswagen per minuut, hun weg naar de oceaan. Ze spoelen aan op het strand of dobberen rustig richting de plastic soep: kolossale drijvende vuilnisbelten in de vijf roterende zeestromingen in de Grote, Atlantische en Indische Oceaan. Het probleem: plastic vergaat niet. Of althans, héél langzaam. En dan nog blijven er minuscule deeltjes achter, de zogenaamde microplastics, die via het zeeleven in onze voedselketen belanden.

Een derde van al het plastic wordt één keer gebruikt en vervolgens afgedankt; het vereist geen bovenmenselijk denkwerk om in te zien hoe eigenaardig het is dat we een zo goed als onverwoestbaar materiaal behandelen als wegwerpartikel.

Druppende kraan
Tot zover de harde werkelijkheid. Wat doen we eraan? Het ligt voor de hand om te beginnen bij de bron: de producenten. Als zij massaal overstappen op duurzame alternatieven, vlakt de groei van de plastic puinhoop af. Dweilen met een druppende kraan heeft meer zin dan dweilen met de kraan open.

Er is één maar: grote spelers als Dow Chemical, LyondellBasell en ExxonMobil zullen hun productie niet zo snel afremmen, laat staan staken, uit gewetensnood. De hoop van milieuorganisaties en bezorgde burgers is gevestigd op multilaterale wet- en regelgeving. Een aantal recente ontwikkelingen geven reden tot mild optimisme.

In 2016 dwong de Europese Unie alle lidstaten ertoe het gebruik van plastic tasjes te beteugelen. Nederland was een van de eerste landen die een weggeefverbod invoerde; binnen anderhalf jaar daalde het aantal door winkeliers verstrekte plastic tasjes met 71 procent.

De door de EU geluide noodklok vond een mondiaal gehoor. Begin december 2017 tekenden alle 193 leden van de Verenigde Naties – dus ook de drie grootste plasticexporteurs China, Duitsland en Amerika – in Nairobi een door Noorwegen geïnitieerde resolutie ter bestrijding van de ‘ocean armageddon’. Vidar Helgesen, de Noorse minister van Klimaat en Milieu, liet aan Reuters weten dat de klare taal in het besluit een belangrijke stap was op weg naar juridisch bindende internationale afspraken.

Een maand later, op het World Economic Forum in Davos, beloofden elf multinationals, waaronder Walmart, PepsiCo, Coca-Cola en Unilever, om toe te werken naar 100 procent herbruikbare, recyclebare of composteerbare verpakkingen vóór 2025. Wat Unilever-baas Paul Polman betreft moeten grote bedrijven als het zijne nog veel verder gaan in de strijd tegen plastics voor eenmalig gebruik. De consumptiegoederenindustrie zou een leidende rol moeten pakken in de transitie van een lineair – maken, gebruiken, weggooien – naar een volledig circulair consumptiemodel.

In mei van dit jaar presenteerde Frans Timmermans, vice-voorzitter van de Europese Commissie, vergaande voorstellen om de hoeveelheid plastic afval dat in de oceanen terechtkomt te beperken. De belangrijkste maatregel: een verbod op tien artikelen waarvoor duurzame en betaalbare alternatieven beschikbaar zijn, zoals rietjes, wattenstaafjes en wegwerpbestek. Die zijn nu goed voor 70 procent van het zwerfvuil in zee. Ook voor de cyclus van plastic flessen stelde de EC een duidelijk doel: in 2025 zouden negen op de tien flessen gescheiden moeten worden ingezameld.

Timmermans kreeg vorige maand zijn zin, althans in het Europees Parlement: maar liefst 571 leden stemden vóór, slechts 53 tegen. Als ook de milieuministers van de EU-lidstaten én de Europese Raad – bestaande uit de 28 staatshoofden en regeringsleiders – met de plannen instemmen, is wegwerpplastic vanaf 2021 verboden en moeten fabrikanten die plastic gebruiken zelf de kosten voor afvalbeheer en -opruiming dragen. Brussel wil de knoop snel doorhakken, het liefst nog voor de Europese verkiezingen van mei volgend jaar.

Is het ‘nu of nooit’-besef dan eindelijk doorgedrongen in politiek en bedrijfsleven? De zich razendsnel voltrekkende energietransitie toont aan dat een mondiale omwenteling in denken en doen haalbaar is. Bovendien: de vervuilende multinationals krijgen er gratis en voor niets een opgepoetst blazoen bij.

Het nieuwe normaal
Net als in de energietransitie moeten de antwoorden op het plasticvraagstuk van twee kanten komen: top-down via overheden en ondernemingen, bottom-up via innovatieve (lokale) oplossingen. Alleen zo laat de grote massa in het midden, gewend aan gemak en kortetermijndenken, zich mobiliseren. Alleen zo kan een ooit ondenkbaar idee zich ontpoppen tot beleid.

Als we van groene energie het nieuwe normaal kunnen maken, waarom dan niet hetzelfde doen met fossielvrij geproduceerd en biologisch afbreekbaar kunststof?

Tot het zover is, dijt de plastic soep gestaag uit. In 2012 ging een TEDx-presentatie viraal waarin de 18-jarige Boyan Slat, student Lucht- en Ruimtevaarttechniek aan de TU Delft, een ogenschijnlijk simpele vraag stelde: “Waarom ruimen we het niet gewoon op?” Zes jaar, tig onderzoeksexpedities en 31,5 miljoen dollar aan financiering later is Slats non-profitorganisatie The Ocean Cleanup begonnen met het uitvoeren van zijn masterplan: in tien jaar tijd de ‘Great Pacific garbage patch’ tussen Californië en Hawaï opruimen. Hoe? Door een passief systeem, voorzien van een voor vissen ondoordringbaar net, in gebruik te nemen dat met behulp van de oceaanstroming plastic vangt en verzamelt. ‘System 001’ – de eerste van zestig soortgelijke systemen, als alles volgens plan verloopt – dobbert inmiddels rond in de Grote Oceaan. Voor Slat is The Ocean Cleanup niet zomaar een project, maar zijn levensmissie. Tegen Business Insider zei hij vorig jaar: “Ik stop niet voordat die oceaan leeg is.”

Slat, door Reader’s Digest uitgeroepen tot Europeaan van het Jaar 2017, had al in 2012 door dat onze kijk op plastic moet veranderen. Behandel dat multifunctionele materiaal niet als afval, maar als een grondstof die geld waard is. Monetising waste, zoals dat heet, waardoor opruimoperaties zichzelf op termijn terugverdienen en er recycle-infrastructuren ontstaan op plaatsen met een overdaad aan plastic in de achtertuin.

Jasper Middendorp, oprichter en CEO van Reflow, een social enterprise die filament voor 3D-printers produceert, richt zich bewust op landen als Tanzania en India. Het idee is eenvoudig: afvalverzamelaars rapen PET-flessen, afvalverwerkers reinigen en verpulveren die, Reflow maakt en verkoopt het filament. De verzamelaars krijgen een goede uitrusting, extra maaltijd en eerlijk salaris – in plaats van de gangbare 15 dollarcent per kilo. Middendorp wil zo de lokale economie een boost geven en de groei van duurzame 3D-print stimuleren. De gedachte: omdat 3D-printers relatief goedkoop zijn, kunnen mensen in ontwikkelingslanden op den duur zelf hoogwaardige producten printen. De grondstof ligt letterlijk voor het oprapen.

Datzelfde besef bracht Dave Hakkens in 2013 op het idee voor zijn afstudeerproject Precious Plastic. Wat als je een lokale bevolking de mogelijkheid geeft om zelf plastic te shredden, smelten en modelleren? Alles wat hij en zijn team bedenken en ontwerpen in hun Eindhovense werkplaats verschijnt in begrijpelijke (video)handleidingen online, zodat iedereen machines of een recyclestation kan bouwen. Inmiddels is Precious Plastic een wereldwijde community – Hakkens noemt het een ‘online army’ – van duizenden technici, productontwerpers en helpers.

Pionierende omdenkers als Slat, Middendorp en Hakkens gaan de kwestie plastic van onderaf te lijf. Zij willen het tij keren door zelf het heft in handen nemen in plaats van te wachten tot overheden en multinationals grootschalige actie ondernemen. Ze behoren tot een groeiende groep wereldverbeteraars met dezelfde logische maar vaak vlug terzijde geschoven visie: we zijn allemaal onderdeel van het probleem, dus laten we ook allemaal onderdeel zijn van de oplossing.

De energietransitie toont aan hoe snel de publieke opinie kan kantelen. Als je een alternatief, beter narratief voor de toekomst van onze planeet net zo lang herhaalt tot die institutionaliseert, past het gedrag van de massa zich vanzelf aan. Samen op weg naar het nieuwe normaal – we hebben geen andere keus.

Zweden weet ‘t beter
In het noorden hebben ze hun recyclezaken goed op orde. Zweedse huishoudens scheiden praktisch alles en bijna 100 procent van het huisvuil wordt op de een of andere manier gerecycled. Statiegeld – pant noemen ze dat – bestaat al ruim drie decennia in Zweden; het land recyclet 2 miljard plastic flessen en blikjes per jaar. De ambities reiken nog veel verder. Na het klimaatakkoord van Parijs riep de overheid het Fossil Free Sweden-initiatief in het leven om het voortouw te nemen in de wereldwijde strijd tegen plastic. Alle grote supermarktketens werken daar nu mee samen. Het doel: vóór 2030 zijn alle verpakkingen gemaakt van hernieuwbaar of gerecycled plastic – zonder dat de consument er extra voor betaalt.