24 oktober 2017
Zo maak je het in Hollywood
Hollywood is een slangenkuil waar dromen vaker bedrog zijn dan uitkomen. Hoe klim je wél naar de top in Tinseltown? We vroegen vijf gearriveerde sterren om advies. „Als je een plan B hebt, gaat plan A niet werken.”
„Soms zitten we in ons huis in de Hollywood Hills en zeg ik tegen mijn vrouw: ‘Hoe de fuck heb ik dit voor elkaar gekregen?’ Als kleine jongen wilde ik al één van die gasten op het grote scherm zijn en het is me gewoon gelukt.” Na 150 films kent veteraan Robert Patrick (58) het klappen van de zweep. Hij schopte het van bijrollen in low budget exploitatiefilms met fantastische titels als Equalizer 2000 en Warlords from Hell tot bad guy in Terminator 2, gokverslaafde winkelier in The Sopranos en Special Agent Cabe Gallo in de CBS-serie Scorpion. Patrick heeft het gemaakt in Hollywood.
De pijnlijke realiteit is dat de meeste acteurs en actrices met grote dromen niet verder komen dan wat audities en een beroerd bijbaantje in een koffiezaak, waar ze hun hoop op een doorbraak langzaam zien verdampen. Een kwestie van vraag en aanbod, maar er zijn meer factoren die het verschil maken tussen een glansrijke carrière en gerommel in de marge. Tijdens een persdag van televisienetwerk CBS in Amsterdam peuterden we bij vijf sterren tips en tricks los. De million dollar question: hoe, in godsnaam, maak je het in Hollywood?
1. VERHUIS NAAR LOS ANGELES
Om die open deur maar meteen in te trappen. Lucas Till (27) was nooit superheld Havok in X-Men geworden als hij bij papa en mama in Atlanta was blijven wonen. Till speelde al vanaf zijn tiende in commercials en indiefilms. Op zijn achttiende verhuisde hij naar Los Angeles. Zijn tante ging mee als stabiele basis. „De eerste paar jaar woonde ik bij haar”, vertelt de breedgekaakte acteur. „Zij was mijn houvast, ik kende niemand en had nul vrienden. Het kostte me twee jaar om van m’n depressie af te komen.”
Tills geduld werd beloond met rollen in Hannah Montana: The Movie en Jackie Chan-film The Spy Next Door. Het succes van X-Men betekende zijn definitieve doorbraak en nu speelt hij de jonge versie van eighties-icoon MacGyver in de gelijknamige serie. Till overleefde die deprimerende eerste jaren in Hollywood vooral door zichzelf moed in te spreken. „Ik zei tegen mezelf: het wordt allemaal beter. Zolang je hard werkt en niet doordraait, komt het wel goed.”
2. WOON IN JE AUTO (ALS HET MOET)
Robert Patrick is het levende bewijs dat Tills woorden hout snijden. Ook hij kende niemand toen hij op z’n zesentwintigste vanuit Ohio naar de Amerikaanse westkust reed. Bij gebrek aan geld en een slaapplaats woonde Patrick de eerste weken in zijn auto. Hij ging aan de slag als barman en bazuinde rond dat hij acteur was. Zijn carrière kwam langzaam op gang, maar écht grote rollen bleven uit. Ten tijde van Terminator 2 was de toen 33-jarige Patrick nog steeds blut. Toch was stoppen voor hem nooit een optie. „Ik ben een Amerikaan, wij geven nooit op. Als je een plan B hebt, gaat plan A niet werken.”
Patrick heeft er een pesthekel aan als aspirant-acteurs hem om loopbaanadvies komen vragen. „Dat is al een valse start. Waarom heb je mijn advies nodig? Als je ergens aan begint, moet je er in je hart van overtuigd zijn dat het gaat lukken.” Mensen zijn van nature onzeker, dat weet hij, maar waarom zou je je door onzekerheid laten leiden? „Sinds de weken dat ik in mijn auto woonde, vecht ik voor mijn plek in Hollywood. Vechten doe ik al mijn hele leven. Ik ben een geboren strijder, man. Dat krijg je met Schots en Iers bloed.”
3. BLIJF DICHT BIJ JEZELF
De innerlijke overtuiging dat je het gaat maken moet je ook in je spel leggen, vindt Michael Weatherly (49). Hij kroop 305 afleveringen lang in de huid van Special Agent Tony DiNozzo in NCIS en speelt sinds 2016 rechtbankpsycholoog Jason Bull in Bull. „Als jonge acteur dacht ik nog dat je voor een rol iemand anders moest zien te worden. Ik begon pas succes te hebben toen ik daarmee stopte.” Als Weatherly nu een dokter, advocaat of psycholoog speelt, neemt hij zijn eigen karakter als uitgangspunt. „Uiteindelijk kun je alleen jezelf spelen. Alleen dan ben je een geloofwaardig acteur.”
Malin Åkerman (39) is het daar roerend mee eens. In Billions speelt ze Lara, de onverschrokken vrouw van de hebzuchtige Wall Street-miljardair Bobby Axelrod. Ze zag meteen de overeenkomst: arbeidersdochter Lara probeert zich ten koste van alles staande te houden in een wereld die niet de hare is, net zoals de in Zweden en Canada opgegroeide Åkerman zich naar binnen moest vechten in het hysterische Hollywood. Die ervaring gebruikt ze om Lara overtuigend neer te kunnen zetten. „We zijn allebei overlevers. In mijn persoonlijke leven geef ik ook nooit op en kijk ik altijd vooruit. Het enige verschil is dat ik er geen gewoonte van maak om mensen te bedreigen. Daar heb ik de ballen niet voor.”
Ballen zijn overigens wel een vereiste om aan de top te komen. Je moet kunnen incasseren en kritiek niet persoonlijk opvatten, anders ben je volgens Åkerman verloren. „Als je de rol niet krijgt, betekent dat gewoon dat iemand anders beter is.” En krijg je de rol wel, dan is haar advies om zoveel mogelijk van je directe tegenspeler – in haar geval Damian Lewis (Homeland) – op te steken. „Wil je een geweldige hardloper worden? Train met iemand die sneller is dan jij bent.”
5. HEB GELUK (EN MAAK DE JUISTE VRIENDEN)
Naast strijd en leergierigheid is geluk een niet te onderschatten factor van belang om het te maken in Hollywood. Wie met duizenden minstens zo intelligente, getalenteerde en onmogelijk knappe acteurs om dezelfde klussen vecht, moet erop hopen dat het toeval hem vroeg of laat een handje helpt. Zoals bij John Wayne, het manusje-van-alles bij Fox Studios dat uitgroeide tot westernheld dankzij zijn vriendschap met regisseur John Ford. En bij Mel Gibson, die een vriend naar een auditie voor Mad Max bracht en er zelf met de hoofdrol vandoor ging.
Misschien nog wel miraculeuzer is de doorbraak van Kyle MacLachlan (58). Hij was begin twintig toen een talentscout uit Hollywood video-opnames kwam maken tijdens een toneelstuk in Seattle. Ze was zo onder de indruk dat ze de tape naar regisseur David Lynch stuurde. Die liet hem overvliegen naar L.A. om te auditeren voor Dune. „Er was meteen een klik”, herinnert MacLachlan zich. „We hadden het vooral over wijn en nauwelijks over zijn film.” Terwijl hij van plan was om theateracteur te worden in New York, verleidde Lynch hem tot een overstap naar film en televisie.
De videoband was het startschot voor samenwerking die zijn leven compleet veranderde, beseft MacLachlan zich achteraf. Hij won een Golden Globe voor zijn rol van FBI Special Agent Dale Cooper in Lynch’ cultserie Twin Peaks – waarvan dit jaar het langverwachte derde seizoen verscheen – en had daarna grote rollen in de hitseries Sex and the City, Desperate Housewives en How I Met Your Mother. MacLachlan maakt zich geen illusies: „Zonder David zou ik niet zo’n mooie carrière hebben gehad.”
5. WEES OP TIJD
Geluk is leuk en aardig, maar veel invloed heb je er als hemelbestormende Hollywood-ganger niet op. Na een beetje aandringen zet Robert Patrick zijn afgunst voor mensen die hem om raad vragen opzij voor wat klinkende tips. „Weet je wat het meest praktische advies is dat ik een jonge acteur kan geven? Wees op tijd.” Klinkt als een eersteklas dooddoener, maar de man met de priemende blauwe is bloedserieus: hij kan het belang van punctualiteit en een goede voorbereiding niet genoeg benadrukken. Een acteur die zijn tekst niet van buiten kent kan maar beter thuisblijven, aldus Patrick. „Het script is de ruggengraat van je werk. Hoe meer tijd je ermee doorbrengt, hoe beter je bent. Acteren draait om zelfvertrouwen. Research het onderwerp zodat je relaxt voor de camera staat.”
En toch… Hoe goed je je ook voorbereid, hoe hard je ook werkt en hoeveel geluk je ook hebt, het is geen garantie voor succes. De weg naar een huis in de Hollywood Hills, waar je je zoals Patrick hardop kunt afvragen hoe de fuck je het voor elkaar hebt gekregen, is lang en niet zelden lelijk. „Het belangrijkste advies om een carrière te hebben die zo lang duurt als de mijne? Kom opdagen en zorg dat mensen met je willen werken.”