Ásgeir interview
// OOR \\

6 juni 2017

De gloedvolle terugkeer van Ásgeir

In Ásgeir vond IJsland vijf jaar geleden een nieuwe nationale held. Dýrð í Dauðaþögn werd er het bestverkochte debuut ooit. Met de Engelstalige versie In The Silence trok de twintiger vervolgens de wereld over, om de tourkaravaan in 2015 te ontkoppelen en zich in afzondering op nieuw werk te storten. Het resultaat heet Afterglow, een plaat waarop Ásgeirs familie prominent aanwezig is en waarop hij zijn liefde voor popmuziek omarmt. Aan het succes heeft de 24-jarige IJslander lang moeten wennen en met ‘de business’ heeft hij een hardnekkige haat-liefdeverhouding. ‘Als je in de muziekindustrie terechtkomt, verandert alles.’

Wie bewijs wil dat de wonderen de wereld nog niet uit zijn, gaat naar IJsland. De fotogenieke wegen door bergen en valleien, langs vulkanen, watervallen, gletsjers en geisers, manen tot stilte en bewondering. Met 333.000 inwoners – drie per vierkante kilometer tegenover 400 in Nederland – is de natuur hier nog gewoon de baas. De uitgestrektheid laat zich voelen.

De meeste uithoeken van IJsland zijn met elkaar verbonden door de 1340 kilometer lange Hringvegur (Ringweg), die zich over het eiland slingert. Wie deze route vanuit Reykjavik in noordelijke richting volgt, komt na tweeënhalf uur rijden uit in Laugarbakki. Het eerste huis werd hier in 1933 gebouwd. Een wereldstad heeft het nooit willen worden; volgens de Noord-IJslandse VVV wonen er 70 mensen. De bekendste inwoner, Ásgeir Trausti Einarsson, zag het levenslicht op 11 juli 1992.

Bijna een kwart eeuw later zie ik deze Ásgeir op een zondagmiddag in maart optreden in de bovenzaal van Paradiso. Het is een ‘geheime show’ voor fans die een kaartje voor zijn concert op 18 mei hebben weten te bemachtigen. 150 uitverkorenen zien hoe de IJslander, bijgestaan door zijn beste vriend Július op gitaar, bezield en met de ogen gesloten opgaat in zijn liedjes. Als het duo na een half uur door de zijdeur verdwijnt, klapt het publiek tevergeefs de handen stuk voor een toegift.

Het was mijn eerste keer Ásgeir en er zijn me drie dingen opgevallen.

  1. Van de podiumvrees die hem de eerste jaren van zijn carrière parten speelde, is weinig over. Hij is geen dompteur die de zaal bespeelt met kwinkslagen, maar zegt wel meteen: ‘Dit is ons eerste concert sinds lange tijd, dus neem het ons niet kwalijk als we het verneuken.’ Resultaat: het ijs is gebroken.
  2. Het is ongelofelijk dat deze kruising tussen een viking en een robuuste Premier League-verdediger pas 24 jaar oud is. Het rode houthakkersoverhemd spant strak rond zijn atletische lichaam en de lange hipsterlokken van eerder zijn ingeruild voor een strak kapsel en dito baardje. De diepe inhammen doen me onwillekeurig (en volstrekt ongepast) aan fjorden denken.
  3. Door de uitgeklede livesetting snap je hoe Ásgeirs liedjes in de basis werken. Afterglow is qua geluid een veel rijker en gevarieerder album dan debuut Dýrð í Dauðaþögn (2012) en zijn Engelse variant In The Silence (2013), maar ontdaan van de toeters en bellen blijkt het fundament ongewijzigd: ijzersterke gitaar- en pianomelodieën en een glasheldere falsetstem. Gedachte ter plekke: de uitgestrektheid van IJsland laat zich voelen én horen.

 

Als ik Ásgeir de volgende dag spreek bij Café De Pont in Amsterdam-Noord is het overhemd ingeruild voor een beige trui van grof wol met modieuze scheuren. Zijn opgestroopte mouwen onthullen een felgekleurde tatoeage op zijn linkeronderarm. Het is de ‘engel’ van Nirvana’s In Utero-hoes. Aan de andere kant van dezelfde arm staan een uil en een Mexicaanse schedel. Ook op zijn borst, te midden van twee gigantische rozen, prijkt een schedel, met opengesperde mond dit keer. Die tattoo zie ik tijdens ons gesprek overigens niet, maar in een filmpje op YouTube wel. Daarin legt Ásgeir geduldig aan de Franse interviewster uit wat het allemaal te betekenen heeft. Over één tatoeage wil hij alleen kwijt dat het ‘work in progress’ is. Bijna drie jaar later moet ik constateren dat het nog steeds niet echt wil opschieten met het mysterieuze geknoei om zijn rechterringvinger.

Ásgeir komt in eerste instantie over als een serieuze, zwijgzame en wat stugge man. Precies wat je je voorstelt bij een IJslander: type stille wateren, diepe gronden. Het blijkt mee te vallen. Niet dat hij een spraakwaterval is – daarvoor zit zijn Engels hem te veel in de weg -, maar aan heldere overpeinzingen geen gebrek. Als ik hem vraag waarom zijn vader Einar teksten voor hem schrijft, zegt hij: ‘Ik heb poëzie nooit gezien als een kunstvorm die ik beoefen. Mijn vader dicht al sinds zijn jeugd, dus zijn woordenschat is veel groter dan de mijne. Toen ik voor het eerst liedjes begon te schrijven, was ik al niet zo geïnteresseerd in woorden. Ik druk mezelf liever uit in melodieën.’ Omdat hij toch woorden nodig had, leende Ásgeir als tiener gedichten uit zijn vaders bundels. Hij had rond zijn veertiende vooral belangstelling voor de meest donkere exemplaren. ‘Ze waren deprimerend, maar dat voelde destijds goed.’

Tegenwoordig zijn de verhoudingen dus omgedraaid: Ásgeir schrijft geen muziek bij de gedichten van zijn vader, maar Einar schrijft gedichten bij de muziek van zijn zoon. In het IJslands, dat wel. Broer Thorsteinn vertaalt die vervolgens in het Engels. ‘Voordat mijn vader begint met schrijven, geef ik hem een paar ideeën’, legt Ásgeir uit. ‘De ene keer vertel ik hem een verhaal, de andere keer geef ik hem een gevoel of een kleur. Ik hou van zijn mystieke, metaforische manier van schrijven. Teksten moeten niet te eenduidig zijn. Geen liefdesverhalen, maar iets groters. Een fantasie waarvan je niet precies weet wat het betekent, totdat je er wat dieper induikt.’ Toch is er volgens hem veel, zo niet meer, te zeggen zonder woorden. ‘Als een tekst goed bij het liedje past, zoals in Afterglow, ontstaat er iets speciaals. Maar uiteindelijk is het de melodie die een song maakt of breekt.’

Lees verder op Blendle.